Niettemin bleef de aloude “Grote Ajax-geest” boven de heilige grond van A.S.C. aan De Kempenaerstraat zweven. Menig A.S.C.-er voelde zich af en toe nog steeds een beetje een godenzoon. Bij sommige A.S.C.-bestuurderen begon dat wel een beetje te knellen, want een échte A.S.C.-er betaalt niet alleen op tijd z’n contributie, maar wordt ook geacht te komen opdraven voor de training en als hij staat opgesteld voor een wedstrijd (ook al staat hij reserve en is de wedstrijd buiten Leiden), maar naast z’n voetbalschoenen lopen van verbeelding is natuurlijk niet aan de orde bij Rood-Zwart. Dat heurt niet.
Daarom meende bestuurslid A.J.F.Eichhorn in 1942 de goegemeente vermanend te moeten toespreken in het clubbericht. Hij deed dat met het volgende stuk proza.
“Wij leven in een bijzondere tijd; in een scherpen tijd. In vele opzichten is er geen plaats meer voor zachtheid of slapheid, dat weten wij en wordt ons dagelijks voorgehouden. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat dit idee ook in de voetbalwereld wordt aangehangen en uitgedragen. En toch lijkt het er de laatste tijd veel op dat verschillende van onze leden die meening zijn gaan huldigen. Bij het minste of geringste dat hen hindert, staan zij op hun achterste beenen, weigeren zich te houden aan algemeen geldende voorschriften als zich verkleeden als reserve-speler, opkomen als reserve-speler, grensrechteren als reserve-speler, verschijnen ter training, e.d., terwijl het aantal brieven dat wedstrijdsecretaris de Heer Van den Heuvel te verwerken krijgt met klachten en grieven groot is. Wij weten wel dat niet iedereen hetzelfde inzicht kan hebben en niemand zal durven beweren dat onze beide elftalcommissies feilloos gewerkt hebben, maar zij handelen zonder willekeur en alle leden hebben bij haar gelijke rechten. Maar velen van de spelers voelen zich zoowat heele of halve goden en geen haar van hun dierbare hoofden mag gekrenkt worden. Wordt toch eindelijk eens verstandig. Jelui hebben er toch de leeftijd reeds lang voor. Begrijpt toch dat zowel onze bestuursleden, als onze elftalcommissies niet voor eigen pleizier het hun opgedragen werk doen, maar dat het onze eigen algemeene ledenvergadering is geweest die hen heeft gekozen. Het is een moeilijke tijd. Voor allemaal en wij allen hebben tot taak om onze goede, oude, vereeniging zoo goed mogelijk door dezen overgangstijd heen te loodsen om daarna gemeenschappelijk aan den slag te gaan aan den verderen wederopbouw van ons geliefde Rood/Zwarte “A.S.C.” Komaan doet je best. Het kan en moet.”
Zo die zit! Misschien gelden er verzachtende omstandigheden vanwege de oorlog, maar een échte A.S.C.-er, gaat nooit naast z’n voetbalschoenen lopen, sterker nog, hij trekt ze aan, zelfs als reserve-speler. Noblesse oblige!